Het is voor een arts of medisch specialist in lang niet alle gevallen gemakkelijk op te sporen of de patiënt last heeft van een longembolie. Ten eerste hebben sommige patiënten een hele waslijst aan klachten en symptomen, waardoor de verdenking van een longembolie groter wordt. Maar sommige patiënten hebben helemaal nergens last van, en merken pas dat ze zich ziek voelen als ze een longinfarct hebben gehad. In dat geval heeft de patiënt dus ongemerkt te lang met een longembolie rondgelopen.
Doordat het voor medische specialisten al moeilijk is of het gaat om een longembolie, is het via een webpagina niet vast te stellen wat er aan de hand is. Bij twijfel is een arts raadplegen altijd de beste optie.
Voor een diagnose: huisarts eerst
Als je naar de huisarts gaat, zal deze je testen op een aantal factoren. Daarnaast kan het ook zijn dat de huisarts, na aanleiding van de diagnose, besluit je door te sturen naar het ziekenhuis (een medisch specialist) om aan te tonen dat het hier inderdaad om een longembolie gaat. De klachten die bij een longembolie horen, kunnen ook bij andere longziekten horen. Daarom moet de medisch specialist een aantal testjes doen om uit te sluiten dat het niet om andere longziekten gaat.
Ten eerste gaat de arts een gesprek aan om te achterhalen wat de klachten en symptomen precies zijn. In veel gevallen gaat het bijvoorbeeld om druk op de borst of een versnelde ademhaling. De medisch specialist voert daarna een aantal testjes uit.
D-dimeerwaarde
Daarna neemt de arts wat bloed af bij een patiënt, om de zogenaamde D-dimeerwaarde te bepalen. Met deze test wordt gekeken of er sprake is van een stolling in het bloed. Dat is mogelijk door naar de bloedwaarden te kijken. Als blijkt dat de waarde van de afbraakproducten van de stolling te hoog is, is dat een aanwijzing dat er sprake is van een longembolie.
Films, foto’s en scans n.a.v. diagnose
Over het algemeen hebben patiënten ook vaak last van druk op de borst. Daarom maken medisch specialisten een hartfilmpje, ook wel een ‘ECG’ genoemd. Die geeft informatie over het hart, en soms ook aanwijzingen over of er een longembolie aanwezig kan zijn.
Daarnaast maakt de medisch specialist ook een normale röntgenfoto, om zo uit te sluiten dat de klachten niet voortkomen uit een longontsteking of een klaplong.
Bestaat er na de röntgenfoto nog steeds twijfel, dan moet de patiënt een CT-scan van de longen ondergaan. Doormiddel van een contrastvloeistof in de arm komt deze vloeistof in het bloed terecht. Als er in een bloedvat een stolsel zit, heeft het gebied daarachter een minder helder contrast. Daarmee is vaak een stolsel te zien op de CT-scan.
Ook is het mogelijk een zogenaamde perfusiescan te maken, in plaats van een CT-scan. Bij zo’n onderzoek spuit de medisch specialist een contrastmiddel in de arm om zo de bloedvaten te kunnen zien. Het contrastmiddel is overigens niet gevaarlijk.
Trombose
Niet zelden komen bloedstollingen uit het gebied van de bekken en de benen. Als er een redelijk vermoeden is dat er een stolsel in het been zit, is er sprake van een trombosebeen. In dat geval wordt er een echo gemaakt, maar die stap is niet altijd noodzakelijk.